In 1982 haalde melkvaarder Jan van der Lip voor de laatste maal de bussen melk op bij de Rietveldse boeren. Rond die zelfde tijd stopte hij ook met zijn werk als meelvaarder: het bezorgen van zakken voedermeel bij de boerderijen. Het was niet meer nodig, want de boeren hielden ermee op of waren er al mee opgehouden.

In dat jaar 1982 zouden de traditionele melkbussen vervangen moeten worden door gekoelde opslagtanks. Voor de kleine Rietveldse boerderijen zou dat echter een brug te ver zijn. Het zou niet alleen een te grote investering vergen, maar ook zou invoering van opslagtanks in het vaardorp stuiten op een aantal fysieke problemen. Zo was een aantal boerderijen nog steeds niet over land bereikbaar door de tankauto’s van de melkfabriek. Alle natte (varende) boeren in het Rietveld kozen rond die tijd eieren voor hun geld of hadden dat al ruim tevoren gedaan. Zij maakten gebruik van een afkoopregeling om te kunnen stoppen. Sommige boeren vertrokken naar elders om een nieuwe grotere boerderij te kunnen starten of hielden er definitief mee op. Anderen kozen er voor om op de Rietveldse grond een boomkwekerij te starten. De aanleg van wegen, het nieuwe bestemmingsplan en de geschiktheid van de grond maakten dat erg aantrekkelijk.

Dat zijn werk stopte vond meel- en melkvaarder Jan destijds niet erg, want ‘ik kreeg lichamelijke klachten’. Vooral bij het sjouwen van de zakken meel, 50 kilo per stuk, de boot in en de boot uit ging het mis: “Ik droeg ze niet goed, waardoor ik een verzakking opliep’.

Vijftien jaar lang, vanaf 1967, had hij met zijn schuit de zakken voedermeel bij de boeren bezorgd. Dit deed hij een paar maal per week vanaf het meelschuurtje aan de Compierekade, waar het meel door de voederbedrijven werd afgeleverd. Ook het dagelijkse melkvaren had hij geruime tijd gedaan, namelijk 10 jaar. De volle melkbussen voer hij naar het pleintje bij de slachterij aan de Gemeneweg, waar ze werden opgehaald door de vrachtwagen van de melkfabriek.

Hoewel de combinatie van meel en melk bezorgen zwaar was, vond Jan dat in die tijd niet erg. De gezelligheid in het vaardorp woog daar goed tegenop: “Je kwam altijd mensen tegen en er was toen nog wel tijd voor een praatje. In de winter was het vaak wel moeilijk: moest je door het ijs of erover (met de slee)? Maar hoe dan ook: mensen hielpen elkaar.” Hulp was ook nodig toen Jan een keer omsloeg met zijn schuit vol met zakken meel. De oorzaak was een losgeraakte veenbonk waarop hij was gevaren. Jan lachend: ‘de zakken met bix zonken, maar de zakken met meel bleven drijven.’

Al dit zware werk deed hij naast zijn werk op de boerderij (Rietveld 9) van zijn vader Huijg van der Lip. Dit was een waar familiebedrijf: “Alle 9 kinderen, broers en zussen hielpen mee, van jongs af aan. We konden dus ook allemaal melken”.

Nadat Huijg van der Lip in 1972 met pensioen ging, werd het weideland nog in dat zelfde jaar verdeeld onder de kinderen. Vanaf die tijd was Jan de enige die nog op de boerderij bleef werken, zij het met een kleinere veestapel dan voorheen. Ook deze veehouderij eindigde uiteindelijk rond 1982, waarna de boerderij werd verkocht. Ondertussen was Jan al weer enkele jaren op een stuk land van de boerderij aan de Smitweg een boomkwekerij begonnen – met bedrijfswoning. Dit werk in de sierteelt is hij blijven doen tot aan zijn pensioen in 2012.

Op weg naar het stuk land bij de molen: “Het vervoer van de koeien deed ik altijd met mijn vrouw Fina. Een persoon ervoor en een erachter, dan gaat het goed en blijven ze rustig. Als je alleen bent gaan ze lopen klieren.” ( foto Nieuwe Revue 1980).