Nelly van de Werf in 2010

December 2018 – Op de website komen diverse reacties; een ervan kwam van Nelly van de Werf. In haar jeugd woonde zij op Rietveld 7, vlakbij Klein Giethoorn. Nelly heeft haar jeugdherinneringen op schrift gesteld. Hieronder publiceer ik enkele fragmenten daaruit, die betrekking hebben op het Rietveld.

Waar we woonden                                                              “We waren thuis met 7 kinderen, 5 meisjes en 2 jongens. We woonden buiten het dorp, in het Rietveld. De meeste mensen moesten met een bootje naar de vaste wal om boodschappen te doen of ergens naar toe te fietsen. De fiets namen ze mee in de boot. Wij hadden wel een bootje, maar hoefden niet te roeien om naar de vaste wal te gaan. Gelukkig niet. Wel moesten we met onze roeiboot naar de tuin. Mijn vader had een kwekerij in het Rietveld. Anderen hadden meestal een boerderij en elke boerderij stond op een eigen eilandje of schiereiland. Altijd sloten langs hun landgoed. Achter de boerderijen stond de koeienstal vast aan het huis. Alles onder één dak, als het ware. Vanuit het huis kon je in de stal komen. Na de huiskamer en de keuken had je het achterhuis. Daar werden de melkemmers e.d. schoongemaakt. Ook stond daar een grote waterpomp. Alles werd netjes onderhouden. Op zaterdag werd alles in en om het huis opgeruimd. Het erf werd aangeharkt, want meestal lagen er kiezelstenen om de boerderij.”

Naar school                                                                                                                                                                             “We gingen lopend naar school. Om 8 uur ’s morgens gingen we op stap met broers, zusjes en buurkinderen. Om 9 uur begon de school. Het was een eind lopen. We deden onderweg vaak ondeugende dingen, zoals slootje springen. Piet (broer) ging altijd als eerste het ijs proberen. Na schooltijd opnieuw. Oudere jongens uit de hogere klassen deden dan ook mee en hielpen mij en Ria, mijn vriendin, over de sloot. Het gebeurde wel eens dat onze sokken toch nat werden. Dan deden we thuis het spelletje ‘geen zeil aanraken’. Dus via de vloerkleedjes naar de huiskamer. Zo kon mijn moeder niet zien dat we natte voeten hadden”.

De oorlog                                                                                                                                                             

“Ik ben een week vóór de oorlog geboren.  Toch kan ik mij nog een aantal dingen herinneren; dat zal wel van de laatste 2 jaar zijn. Zo weet ik nog dat een vrouw helemaal uit Den Haag kwam lopen om wat voedsel te vragen. Mijn moeder gaf haar toen een maaltijd. Daarna kreeg zij nog een paar aardappelen mee, die zij in een jutezak deed. Er bleven ook wel mensen slapen. Dat waren onderduikers, bang dat ze naar Duitsland moesten voor dwangarbeid. Zoals ome Jan. Later werd hij toch opgepakt. Toen hij terugkwam uit Duitsland, kwam hij weer bij ons. Mijn zusjes hebben toen leuke vlaggetjes gemaakt en ons huis versierd.                                                              Niet alle onderduikers waren aardig. Sommigen probeerden de baas over ons te spelen. Wij deden spelletjes of tafeltennis en daar konden zij niet tegen. Maar mijn moeder nam het dan altijd voor ons op.                                  Ook kwamen er Duitse soldaten over het erf. Zij vonden ons mooi met die blonde haren. Mijn moeder zei dat het toch wel moeilijk was, een groot gezin in oorlogstijd. Een van hen trok het zich aan. Hij zei dat hij gestuurd was. We noemden hem toen ‘de goede soldaat’. Maar het gebeurde ook dat er een razzia was. Mijn vader nam dan alle buurmannen mee naar zijn kwekerij, zodat ze zich tussen de coniferen konden verstoppen voor de Duitsers.  Op 5 mei 1945 kwam de bevrijding. Wat was iedereen blij. Er werd volop feest gevierd. We zijn toen met ons bootje naar Hazerswoude dorp gevaren. Daar was het feest. We kregen chocolade, thee en surrogaatkoffie mee naar huis.”

De familie Van de Werf in 1947

De storm van 1953         “Op 31 januari 1953, de vooravond van de watersnood ging mijn vader roeiend met zijn bootje het Rietveld in. Hij ging de boer op om met de toenmalige bewoners te praten en handtekeningen te verzamelen. Dat was voor een weg door het Rietveld. Zijn laatste bezoek was bij de familie Van de Lip, op Rietveld 9. Daar hadden we hem nog heen zien gaan. Op dat moment begon het enorm te stormen, zo erg hadden we het nog nooit meegemaakt. Mijn moeder werd doodsbang en wij ook. Onze angst werd nog erger omdat het donker werd. Tegen deze storm kon niemand opvaren. Wat zou er gebeurd zijn? Uiteindelijk ging bij Van de Lip het buitenlicht aan. We konden zien dat er iemand naar achteren liep. Mijn moeder was gerustgesteld. Dat moest pa zijn; hij ging niet varen maar kwam over land. Uiteindelijk liep hij helemaal naar de Voorweg en via het Pad van Meurs weer terug (plm 2 km). Hij kwam drijfnat thuis.”

Het eerste baantje                                                                                                                                                               “Na 2 jaar Mulo deed ik de Middelbare Handelsavondschool in de avonduren. Ondertussen hielp ik mijn moeder in de huishouding en met kousen stoppen. Mijn eerste baantje kreeg ik bij het Elisabeth ziekenhuis in Leiden. Daar had ik huishoudelijke taken. Van het dorp ging ik met de bus naar Leiden. Als ik in de bus zat zag ik altijd ‘mijn vriendje’ naar zijn werk gaan. We zwaaiden altijd. Ik mocht niet met hem doorgaan, want hij was gereformeerd en ik katholiek. Dat was toen zo. Ik heb het er thuis niet eens over gehad. Mijn zusters waren mijn voorbeeld.                                                                                                                                                                            Ik ging ook vaak bij de overburen helpen als de boerin op bed lag. Ik kookte dan en deed voor korte tijd de huishouding. Toevallig altijd op dezelfde boerderij. Het wisselde daar nogal eens van mensen; zij werkten voor iemand anders van wie de boerderij was. De overbuurman kwam mij dan halen met zijn boot en bracht mij weer thuis. Het was bij hen bekend dat ze naar mij moesten vragen als er iets was met de vrouw. Meestal was het een miskraam en moest de buurvrouw in bed blijven of rustig aan doen. In het ziekenhuis kreeg ik 5 gulden per dag, maar bij de zieke buren heb ik niets verdiend. Dat was ook niet de bedoeling. Je hielp elkaar. Zo assisteerde mijn moeder dokter Meyst als er een bevalling in de buurt moest plaatsvinden. Zij was vroedvrouw, zo heette dat, al was het niet haar beroep. Zij had een mooi wit schort dat zij dan voordeed en vertelde ons later dat er weer een kindje was geboren.”

Na een heel leven, waarin Nelly ook nog een tijdje in Australië heeft gewoond, woont zij momenteel in Amstelveen. Zij heeft 2 dochters.

Foto 1951. Rietveld 7 (links), waar Nelly geboren is. Het was oorspronkelijk het zomerhuis van boerderij Rietveld 5, dat ernaast staat. Deze twee woningen van het vaardorp waren altijd al over land bereikbaar.