Maart 2019 – Een belangrijke schakel in de logistiek van het vaardorp was de schipper. Bij de schipper werd het wintervoer besteld voor het vee, het grind voor op het erf of het zand voor op de grasstaal. Later, toen de boomkwekerijen kwamen, baggerde de schipper de sloten uit en zorgde hij zo voor vruchtbare grond. Of hij maakte beschoeiingen. Dat laatste doet hij ook voor de nieuwe bewoners van het Rietveld. Hij helpt hen soms met verhuizen of voert materialen af of aan.
In gesprek met Bert Oostdam: Verschillende schippers waren in het verleden actief in het Rietveld. De Frankrijker was een schipper, maar ook Slootweg of De Haas. Het enige schippersbedrijf dat overbleef is de firma Oostdam, afkomstig uit Zoeterwoude en varend in het gehele middengebied van Zuid Holland. Bert Oostdam (82) vertelt dat zijn opa het schippersbedrijf was gestart. Zelf is hij in 1957 met varen begonnen, bij zijn vader. Zeven jaar geleden is hij gestopt met werken. Zoon Wim en schoonzoon Paul, de vierde generatie, zetten het bedrijf nu voort.
“Bij de Rietveldse boeren hadden we elk jaar flink werk als het wintervoer geleverd moest worden. Je moet dan denken aan pulp, borstel, bollen of moes. Soms haalden we het bij de fabriek, zoals de pulp waarvoor we naar Halfweg moesten. Maar meestal lieten de boeren het wintervoer met een groot schip komen, dat op de Rijn bleef liggen. Daar schepten wij het met de riek over op onze schuit en brachten het dan bij de boerderijen in het Rietveld. Het uitladen ging met kruiwagens; via de loopplank werd het voer de staal op of de silo ingereden”. Veel zwaar werk dus, maar Bert haalt zijn schouders erover op. “Het was toen eenmaal zo”.
Zelf heeft Bert nooit met de duwstok en het zeil gevaren. Zijn vader en diens broer Hein nog wel. Na de luxe van een motor achter het schip, kwam ook de luxe van het grijpkraantje. Dat was begin jaren 60. “Ik kon de schuit van schipper De Haas overnemen en liet daar een kraan op monteren. Het bleek een goede greep”, aldus Bert. Een van de eerste grote klussen was het ‘inbaggeren’ van de waterleiding in het Rietveld, waardoor de bewoners vanaf 1964 over leidingwater konden beschikken. Maar ook veel boomkwekers lieten het zware baggeren – tot dan toe handmatig met de baggerbeugel – graag over aan Oostdam. Jaren heeft hij zo de vaart en de sloten in het Rietveld uitgebaggerd en de kwekerijen aangevuld met vruchtbare grond. Vandaag de dag gebeurt dat niet meer. Voor zover men nog grond nodig heeft, wordt deze nu over de weg bezorgd.
De baggerschuit doet nog steeds zijn werk, maar vooral elders dan. In zijn huis in de Weipoort laat Bert zien wat een leven van baggeren en graven heeft opgeleverd: een verzameling van oudheidkundige vondsten. In een vitrinekastje staat een reeks stenen pijpenkopjes, allemaal bewerkt. Twee pijpjes stammen van Leidens ontzet (1574), een ander van de kroning van Napoleon (1804). Verschillende oude vaasjes behoren eveneens tot de vondsten evenals een Delftsblauw kopje uit een poppenhuis. Ook erg mooi: een grote oude baardmankruik, gevonden in Boskoop en waarschijnlijk achtergelaten door Duitse seizoenarbeiders die kwamen maaien. Door al deze vondsten is Bert steeds meer geïnteresseerd geraakt in oudheidkunde. Hij is dan ook lid van de Historische vereniging van Zoeterwoude, samen met zijn vrouw Coby. Een mooie hobby voor de oude dag.